Beeldende vorming
Bij beeldende vorming draait het er natuurlijk om dat een leerling iets creëert. Dit wordt niet zomaar gedaan want bij elke opdracht zit een achterliggende gedachte. De drie belangrijkste punten bij beeldende vorming zijn;
- Eigen betekenis meegeven: het kind of de jongere geeft in zijn of haar werkstuk een eigen verhaal, gevoel en ervaring weer. Hij leert zich uit te drukken in het werkstuk.
- Beeldaspecten toepassen:
Ruimte: denk aan ruimtelijk bouwen (voor, achter, in, tussen, onder, boven op enzovoort) omsloten ruimte (potjes, tenten, huizen, kastelen)
Kleur: denk aan kleurennamen, soorten kleuren (bonte, lichte, donkere), betekenis van kleuren (symboliek, signaal), systematiek (kleurencirkel, kleur en sfeer).
Vorm: denk aan vormsoorten (rond, vierkant driehoek, bol of geometrische en organische vormen), vormkenmerken (spits, hoekig, lang, dun, groot enzovoort), karakteristieke houding van mensen en dieren, lijnen om diepte aan te geven.
Textuur: verschillen in textuur (ruw, zacht, glad), texturen tekenen op het platte vlak, in platisch materiaal textuur aanbrengen.
Compositie: denk aan groeperen op vorm, kleur, textuur. Denk ook aan ritme, herhaling van vormen, patronen (spiegelen, herhalen, roteren). - Materiaal en technieken gebruiken:
Tekenen, schilderen, drukken, collages, textiel, ruimtelijk construeren, plastisch materiaal (onder andere klei), digitale media.
Bij kinderen van 1 tot 4 jaar staat symbolisch denken centraal. Ze beginnen betekenis te geven aan eenvoudige vormen en kleuren en gebruiken materialen om hun ideeën te verkennen. Krassen en vegen op papier worden niet alleen motorische oefeningen, maar ook eerste pogingen om hun wereld weer te geven. Door te experimenteren met klei, verf en papier ontdekken ze verschillende manieren om zich uit te drukken en ontwikkelen ze een eerste gevoel voor vorm en compositie.
Voor kinderen van 4 tot 6 jaar wordt schematisch werken steeds belangrijker. Ze beginnen meer herkenbare vormen en figuren te tekenen, vaak met een vaste manier om mensen en objecten weer te geven. Hun voorstellingsvermogen groeit, waardoor ze in staat zijn om verhalen en emoties in hun tekeningen en knutselwerken te verwerken. Ze ontwikkelen daarnaast oog voor detail en leren materialen doelgerichter gebruiken om een specifiek beeld te creëren.
In de leeftijd van 6 tot 9 jaar wordt beeldende vorming verder verdiept. Kinderen gaan bewuster om met perspectief, verhoudingen en compositie. Ze experimenteren met verschillende technieken en materialen en ontwikkelen een eigen stijl. Creativiteit en probleemoplossend vermogen worden gestimuleerd door opdrachten waarbij ze zelf keuzes moeten maken over kleuren, vormen en structuren.
Bij kinderen van 9 tot 12 jaar spelen inspiratiebronnen een steeds grotere rol. Ze laten zich beïnvloeden door hun omgeving, kunststromingen en persoonlijke ervaringen bij het maken van hun werken. Ze leren reflecteren op hun eigen werk en dat van anderen en ontwikkelen zo een bredere artistieke visie. Daarnaast experimenteren ze met verschillende materialen en technieken om hun eigen creatieve voorkeuren te ontdekken.
Voor jongeren van 12 tot 14 jaar wordt abstracte kunst steeds relevanter. Ze beginnen los te komen van de realistische weergave en leren symbolen, kleuren en vormen op een expressieve manier in te zetten. Experimenteren met abstracte technieken helpt hen om emoties en ideeën op een vrije en persoonlijke manier vorm te geven. Dit draagt bij aan hun creatieve identiteit en stimuleert hen om kunst als een middel van zelfexpressie te gebruiken.
Vanaf de leeftijd 15 en ouder is het eigenlijk belangrijk dat ze gewoon meer informatie krijgen van bijvoorbeeld deskundigen. Ook is het belangrijk om constant de jongere een steuntje te geven door bijvoorbeeld samen terug te kijken en waar nodig is aan te passen.